Het is een lange tijd stil geweest. Hoewel mijn leven allesbehalve heeft stil gestaan. Verdriet, verlies, vallen en opstaan gingen hand in hand met hoop, blijdschap, kansen en welslagen. Levenslessen die je je alleen met je hart eigen kunt maken. De moed die hieruit voortkomt is goudwaard. Het is het soort moed dat je dingen laat doen waar je hart sneller van gaat kloppen.
Ik vertel je graag over afgelopen zomer. Een zomer die de waan van alledag even achter zich liet…
Het is vrijdag 26 mei. Ik bel mijn moeder. Mijn moeder die naast de ziekte van Kahler nu ook Alzheimer heeft neemt verward de telefoon op. Koos, al bijna 25 jaar lang haar steun en toeverlaat, ligt ziek op bed. Ze is zoekende naar woorden om uit te leggen wat gaande is. Mijn buik trekt samen. Hier klopt iets niet. Met een tas vol eten ga ik direct haar kant op. Zelf koken lukt haar niet meer. Ik stap hun huis binnen en ga gelijk naar hun slaapkamer. Met een koortsige blik ligt hij op bed en mijn moeder zit er een beetje verloren naast. Koos vertelt dat hij longontsteking heeft en dat zijn bloedwaardes niet in orde zijn. Shit. Mijn buik had gelijk. Helaas….
Dan volgen er een hoop onderzoeken. Een ziekenhuisopname is nodig. Mijn stiefvader heeft acute leukemie en is niet meer te genezen. Er worden nog enkele pogingen gedaan om zijn leven te rekken. Maar het blijven pogingen. Inmiddels is hij heel ziek en wil hij naar huis. Zijn lichaam hoort niet meer bij hem. Het is volledig afhankelijk van onze zorgzame handen. Het enige wat hij nog heeft, is zijn hoofd waarmee hij nog zeggenschap heeft over zijn hart. Figuurlijk, maar in zijn geval ook letterlijk. Hij weet dat hij snel zal sterven, maar hij wil daar niet langer meer op wachten. Zondag 20 augustus is het zover. Het is tijd om definitief afscheid te nemen.
Wat zeg je dan tegen elkaar?
Niks is ongemakkelijker om te weten dat je elkaar daarna nooit meer ziet. Nooit meer spreekt. Nooit meer knuffelt. En toch vond iedereen de moed om te zeggen wat ze wilden zeggen. Deze ongewone situatie bood die kans. Mijn hart gloeit nog steeds na van de gesprekken die hij met ons had. Met zijn familie had. Met zijn vrienden had. Ik voel mij zo dankbaar dat ik zijn allerlaatste vaarwel heb mogen begeleiden.
Deze gesprekken doen ertoe. Ja, het is intens hartverscheurend, maar het is ook intens ‘hart-helend’. De dood verbindt het leven. En in deze tijden van extreme vervreemding, zouden we ons misschien meer moeten gaan beseffen dat we allemaal sterfelijk zijn. Dat is wat ons met elkaar op het diepste niveau verbindt. Het leven stopt een keer. De herinnering hoe je met het leven omging, is wat je achterlaat bij de levenden. Hoe relativerend zou het zijn om je zo nu en dan te beseffen welke herinnering jij achter laat.
De ervaringen van afgelopen zomer geven mij in ieder geval de moed om de kans om ongewone gesprekken te voeren minder aan het lot over te laten. Woorden te geven aan het ongemak. Betekenis te geven aan deze woorden. Vanuit die betekenis, samen herinneringen maken voor later. Een later waar lief zijn voor de wereld en het leven daarop ‘doodnormaal’ is.
Laatst hoorde ik Jan Rotmans (hoogleraar transitiekunde) zeggen: “Het verschil tussen weten en begrijpen is voelen”. Hij had het niet beter kunnen zeggen. Na deze zomer begrijp ik weer een heel klein stukje meer van het leven. Maar een beetje hoor. Ik weet nu zeker dat een ‘ongewoon’ gesprek bijdraagt. Dus zeg maar wanneer je tijd hebt. Ik sta te popelen om je te spreken. Ja, ik weet het. Mijn enthousiasme voor mooie gesprekken kan ik nou eenmaal niet onder stoelen of banken steken.